9.3.5
Zonneboiler
Zonneboilers leveren een deel van de warmte die nodig is voor het verwarmen van tapwater. Bepaalde typen zonneboilers leveren daarnaast ook warmte voor ruimteverwarming. Men dimensioneert zonneboilers meestal zodanig dat jaarlijks globaal de helft van het verbruik van fossiele brandstof voor tapwaterverwarming wordt bespaard. In de praktijk bespaart een collector van 2,5 à 3 m² en een watervoorraad van ± 100 liter in een gemiddeld huishouden circa 125 m³ gas per jaar.De warmteopwekking vindt niet alleen plaats wanneer de zon schijnt, het directe zonlicht, maar ook onder invloed van daglicht. Zonneboilers zijn verkrijgbaar voor individuele en voor collectieve installaties.
Een zonneboilersysteem bestaat uit:
Een zonnecollector of een zonnecollectorveld. Hierin wordt zonlicht omgezet in warmte;
Een warmteopslagvat waarin de zonnewarmte uit de collectoren tijdelijk wordt opgeslagen. Bij warmtapwatervraag, wordt warmte uit het opslagvat onttrokken;
Warmtewisselaar. Deze vormt de scheiding tussen het water uit de collector en het tapwater;
Naverwarmer. Deze verzorgt de naverwarming van het in de collectoren voorverwarmde water.
De collector
De opbrengst van een zonnecollector voor een gemiddeld huishouden is maximaal als deze op het zuiden is gericht, onder een hoek van circa 45°. Zie afbeelding 9.15 voor het effect van een afwijking in oriëntatie of hellingshoek op de opbrengst. Wanneer de collector ook warmte levert voor ruimteverwarming, is de optimale hoek (ruim) 50°. Hierbij vangt de collector in de winter, bij lage zonnestand, meer energie in.We onderscheiden de vlakkeplaatcollectoren en (vacuüm) buiscollectoren. Deze laatste zijn in een groot aantal verschillende uitvoeringen te koop. De beste hebben bij hogere temperaturen een iets hoger rendement dan de vlakkeplaatcollectoren. Dat kan een voordeel zijn als zonne-energie ook voor ruimteverwarming wordt ingezet. Een ander voordeel is de grotere flexibiliteit van sommige uitvoeringen. Zo is het bij de zg. 'direct flow-buiscollectoren' mogelijk om de collectoren vrijwel horizontaal op een plat dak te leggen, terwijl de absorber toch naar het zuiden is gedraaid.Reken per bewoner met een collector oppervlak van circa 1 m². Extra oppervlak kost relatief weinig, maar bespaart wel naar verhouding op energie.
Afb. 9.13
(
Een vlakkeplaatcollector onder (bron: Redenko/ZEN) en vacuümbuiscollector boven
)
Systeemopbouw
Er zijn verschillende typen zonneboilers te onderscheiden (afbeelding 9.14). Al in een vroeg ontwerpstadium is het van belang een keuze te maken uit de verschillende typen zonneboilers. Dit omdat de verschillende onderdelen, zoals collector en opslagvat, een per type specifieke situering ten opzichte van elkaar hebben. Ook is de benodigde ruimte voor bepaalde onderdelen verschillend.
We onderscheiden:
Terugloopsysteem (met pomp);
Continu gevuld en gepompt systeem;
Thermosifon systeem;
Compact systeem.
Afb. 9.14
(
Overzicht van de verschillende typen zonneboilers
)
Werkingsprincipe
Type
Gepompt
Thermosifon
Compact
Naverwarmer
Comfort
Standaard
|
X
|
X
|
|
Combiketel
|
Als combiketel
|
Compact
|
|
|
X
|
Combiketel
|
Als combiketel
|
CV-zonneboiler
|
X
|
|
|
CV-ketel
|
Hoog
|
Zonneboilercombi
|
X
|
|
|
Ingebouwd
|
Hoog
|
Terugloopsysteem met pomp afbeelding 9.16
Het collectorcircuit is voorzien van een pomp. Zodra de collector warmer is dan het tapwater in het voorraadvat, start de pomp. Deze pompt de collectorvloeistof op, uit een terugloopvat, naar de collector. Daar wordt deze vloeistof opgewarmd en vervolgens naar het voorraadvat getransporteerd. Hier wordt de warmte via een warmtewisselaar overgedragen aan het tapwater. Zodra de collector kouder is dan het voorraadvat, stopt de pomp en de collectorvloeistof loopt terug in het terugloopvat. Dit gebeurt ook wanneer de temperatuur in het voorraadvat te hoog (80 à 90 °C) wordt. Het terugloopsysteem is zo beveiligd tegen vorst en oververhitting. De vloeistof is (in ons land) vaak normaal leidingwater zonder toevoeging. De meeste Nederlandse zonneboilers behoren tot dit gepompte systeem.
Enige belangrijke aandachtspunten:
De onderkant van de collector moet minimaal 0,2 meter boven de bovenkant van het terugloopvat (dit is meestal aangebracht in het voorraadvat) geïnstalleerd worden;
Leidingen moeten vanaf de collector onder een afschot van 15 mm per meter naar het terugloopvat lopen. Zorg voor goede beugeling zodat dit afschot niet door 'verzakking' verdwijnt. De beugels moeten bestand zijn tegen 160 °C, dus van metaal zijn;
De standaard pompen in de huidige systemen hebben een opvoerhoogte van maximaal zo'n 4 meter. Om het pompvermogen klein te houden en daarmee het energieverbruik te beperken wordt het terugloopvat zo dicht mogelijk bij de collector geplaatst;
Let op het verbruik van de pomp en de regeling. Dit is niet te verwaarlozen. Overweeg een systeem dat zichzelf voedt via een PV-paneeltje.
Continu gevuld en gepompt systeem
Het collectorcircuit is gevuld met antivries en hoeft dus niet leeg te lopen bij vorst. Als de temperatuur te hoog wordt, stopt de pomp. De vloeistof in de collector gaat koken en de dampbel duwt de vloeistof uit de collector naar een expansievat. Zo is het systeem beschermd tegen te hoge temperaturen. Voordeel van dit systeem is dat er geen eisen zijn aan de plaatsing van collector en boiler. Nadeel is de toepassing van antivries. Dit moet voorzien zijn van een KIWA/ATA-attest. Bij onderhoud moet het zorgvuldig opgevangen worden en op den duur kan het degraderen door te hoge temperaturen. Dat moet regelmatig gecontroleerd worden.
Thermosifon systeem
Bij de thermosifon zonneboiler ligt het voorraadvat boven de collector. Wanneer de collectorvloeistof in de collector opgewarmd wordt, stijgt deze door natuurlijke werking naar het vat. De natuurlijke circulatie spaart ongeveer 50 tot 100 kWh per jaar voor de pomp uit, met een moderne A-label pomp 20 à 40 kWh per jaar. Om het circulatiesysteem tegen vorst te beschermen moet er een middel worden toegevoegd. Dit moet voorzien zijn van een KIWA/ATA-attest. Ook is er een voorziening tegen het te warm worden van het voorraadvat: Een thermostatische klep gaat open en loost heet water. Koud leidingwater zorgt voor de koeling. Het voorraadvat kan bijvoorbeeld in de nok van een zolder aangebracht worden, mits de afstand tot de collector niet meer is dan circa 3 meter. Een bijzondere vorm van dit type is de 'heatpipe' collector, waarbij het warmtetransport plaats vindt door een proces van verdampen in de collector en condenseren in de warmtewisselaar in de boiler. Vaak worden de collector en het vat ook gecombineerd tot één compact systeem.
Compact systeem (afbeelding 9.17)
Bij dit systeem zijn het voorraadvat en de collector in één behuizing ondergebracht. Er is geen collectorcircuit, het tapwater wordt direct opgewarmd. Aan de onderzijde moet de collector grenzen aan een ruimte waar de temperatuur minimaal 10 °C bedraagt. Ook dit collectorsysteem is voorzien van een beveiliging tegen te hoge temperaturen in het voorraadvat.
Afb. 9.15
(
Opbrengst zonnecollector (alleen voor tapwaterverwarming) in relatie tot oriëntatie en hellingshoek
)
Afb. 9.16
(
De standaard zonneboiler. Er zijn zowel staande als liggende voorraadvaten verkrijgbaar
)
Afb. 9.17
(
De compacte zonneboiler: Zonnecollector en voorraadvat zijn in één element geïntegreerd
)
Afb. 9.18
(
De CV-zonneboiler. Het systeem is vergelijkbaar met een indirect gestookte boiler
)
Afb. 9.19
(
De zonneboilercombi. Dit type zonneboiler is een complete CV-ketel voor ruimte- en tapwaterverwarming
)
Opslag en naverwarming
Er zijn drie mogelijkheden voor opslag en naverwarming van tapwater, die elk gevolgen hebben voor het comfort:
Opslag en naverwarming zijn gescheiden. Meestal zorgt een combitoestel voor de naverwarming. Dit komt voor bij de 'standaard zonneboiler' (afbeelding 9.16) en de 'compacte zonneboiler' (afbeelding 9.17). Het tapcomfort is ten minste hetzelfde als dat van het combitoestel, mits dit voorzien is van het label 'NZ' en een onderste modulatiegrens heeft onder de 3 kW (afbeelding 9.11);
Opslag en naverwarming zijn gecombineerd in één vat. Wel is er een apart naverwarmingstoestel dat zo nodig het water bovenin het opslagvat verder verwarmt. Men spreekt van een 'CV-zonneboiler' (afbeelding 9.18). Het tapcomfort bij dit systeem is hoog;
Opslag en naverwarming zijn met de ruimteverwarming gecombineerd in één toestel. Dit type zonneboiler wordt een 'zonneboilercombi' (afbeelding 9.19) genoemd. Het tapcomfort is hoog. De zonneboilercombi is zeer geschikt in combinatie met een ruimteverwarmingssysteem waarbij lage temperaturen worden gebruikt (paragraaf 7.3.8). Dit type zonneboiler (uitgaande van een collectoroppervlakte van circa 6 m²) bespaart globaal 75 à 100 m³ extra ten opzichte van zonneboilers (met een oppervlakte van bijna 3 m²) die alleen warmte leveren voor tapwaterverwarming.
Zonneboilers in gestapelde bouw
Een zonneboilersysteem in meergezinswoningen vraagt om maatwerk. Er zijn speciale systemen verkrijgbaar waarbij de installatie, eventueel voor een deel, collectief is. Dit heeft als voordeel dat het collectoroppervlak en, indien collectief, de warmwatervoorraad per woning kleiner kunnen zijn. Er zijn drie varianten:
Geheel individueel: geschikt voor maximaal de (bovenste) vier woonlagen; de collectoren kunnen dan op het dak zijn aangebracht. De naverwarming is individueel;
Collectief gebruik van collectoren met een individueel voorraadvat per wooneenheid. De naverwarming is individueel (afbeelding 9.21);
Collectief gebruik van collectoren, voorraadvat(en) en naverwarming.
Het voordeel van meer collectiviteit is dat pieken beter opgevangen worden. De opbrengst is hierdoor hoger dan de som van individuele installaties met een gelijk collectoroppervlak.
Afb. 9.20
(
Verschillende voorbeelden van individuele zonneboilers, in Delft (boven) en Boxtel (de Zonnegolven, (Betrokken partijen: architect: Tjerk Reijenga, HBG))
)
Afb. 9.21
(
Collectief zonneboilersysteem met individuele naverwarming en opslag (Bron: Aton)
)
Afb. 9.22
(
Een collectief zonneboilersysteem op appartementencomplex Charivarius te Haarlem. Een project van Eco Energy en Pré Wonen Haarlem; (Betrokken partijen: aannemer: Panagro; architect: HMADP groep; adviseur: BOOM-S/I; Realisatie 2005; Eneco)
)
Diversen
Bij een individuele zonneboilerinstallatie moet direct na de naverwarmer een thermostatisch mengventiel gemonteerd zijn. Hierdoor wordt het water bij te hoge temperaturen standaard gemengd tot een (ingestelde) maximum temperatuur van 60 of 65 °C. Dit voorkomt verbranding. Uit de praktijk blijkt dat dit bij collectieve installaties niet nodig is;
De leidingen van een zonneboilersysteem moeten zeer zorgvuldig geïsoleerd worden. De isolatie moet bestand zijn tegen temperaturen van 160 °C. Ook dakdoorvoeren moeten goed geïsoleerd worden. Op het dak moet de isolatie bestand zijn tegen vocht en aanvreten door vogels of muizen;
Omdat het niet functioneren van een zonneboiler niet opgemerkt wordt (immers: de naverwarmer komt in werking), is het aan te bevelen te zorgen voor een terugkoppeling voor de bewoner (bv. in de kamerthermostaat in de woonkamer) zodat temperatuur, werking en eventuele storing te zien zijn;
Controleer in het installatievoorschrift van een combiketel of er speciale instellingen of dergelijke nodig zijn om hem geschikt te maken als naverwarmer;
Besteed veel aandacht aan de bouwkundige inpassing van de zonneboilerinstallatie. Denk hierbij aan o.a. de bouwkundige aansluitdetails van de collector op het dak, het leidingverloop (zo kort mogelijk, goede bevestigingsmogelijkheden) en voldoende ruimte voor plaatsing en onderhoud van het voorraadvat c.q. zonneboiler;
Er is een kwaliteitskeurmerk voor zonneboilers, genaamd Zonnekeur.
Warmte die opgewekt is met een zonneboiler wordt in de NTA 8800 gezien als hernieuwbare energie. Daarom dragen in de NTA 8800 zonneboilers niet alleen bij aan een gunstige score op de tweede BENG-indicator (primaire energie per m²), maar ook aan het aandeel hernieuwbare energie.