4.1.2
Oriëntatie dak en gevel
Oriëntatie daken
Dakvlakken bieden plaats aan zonnecollectoren en PV-panelen. Houd in het ontwerp rekening met de benodigde ruimte en met de optimale oriëntatie en hellingshoek van beide systemen, ook al worden ze nog niet direct toegepast. Gelet op de energieprestatie-eisen, nu en in de nabije toekomst èn de ontwikkeling in woonlasten, is het toepassen van deze systemen zeker aantrekkelijk. Ontwikkelaars bieden steeds vaker allerlei energiebesparende of duurzame energie opties aan.Enkele richtlijnen:
De optimale oriëntatie voor beide systemen is zuid;
De optimale hellingshoek voor zonnecollectoren voor tapwater (zie paragraaf 9.3.5) ligt rond 45°, als ze specifiek voor ruimteverwarming gebruikt worden, ligt het optimum rond 55° à 60°; voor collectoren die voor beide doelen (zie paragraaf 7.3.5) gebruikt worden, ligt het optimum daar tussenin, dus (ruim) 50°;
De optimale hellingshoek voor PV (zie paragraaf 10.2.1) ligt rond de 35°;
Afwijken van de optimale oriëntatie en helling is natuurlijk mogelijk, maar levert per m² collector of PV-paneel minder energie op.
Voor informatie over de benodigde oppervlakken, zie bij de desbetreffende systemen.
PV kan ook in het glas in glasdaken zijn opgenomen. Vaak gebeurt dit in de vorm van z.g. doorzichtpanelen: beglazing met een combinatie van PV en daglichttoetreding. Voor doorzichtpanelen gelden dezelfde richtlijnen.Voorkom beschaduwing door bijvoorbeeld omliggende bebouwing, daken, dakkapellen, rookgasafvoeren en vegetatie. Vooral PV-systemen zijn daar erg gevoelig voor (zie paragraaf 4.1.3).
Platte daken
Bij platte daken is de optimale oriëntatie van collectoren en PV-panelen altijd te realiseren door plaatsing op een frame. De mogelijkheden van plaatsing zijn daarmee onafhankelijk van de oriëntatie van de bouwblokken.Voor PV-panelen geldt dat ook gekozen kan worden voor de combinatie van oost en west ligging (rug aan rug) van de panelen. De opbrengst per m² paneel neemt weliswaar af, maar de energie-opbrengst van het totale dak kan dan hoger zijn doordat er meer panelen geplaatst kunnen worden dan bij een zuid-oriëntatie waarbij onderlinge beschaduwing van de panelen zo veel mogelijk moet worden vermeden. Zo'n oost-west opstelling levert bovendien meer verspreid over de dag de energie op ten opzichte van zuid gerichte PV-panelen hetgeen soms interessant kan zijn.
Schuine daken
Collectoren en PV-panelen op schuine daken hebben meestal dezelfde hellingshoek als het dak. De oriëntatie en helling van het dakvlak zijn daarmee bepalend voor de mogelijkheden voor toepassing van zonneboilers en/of PV-cellen. Een dakvlak kan een andere oriëntatie hebben dan het onderliggende bouwblok. Daardoor is in het stedenbouwkundige plan nog veel mogelijk (zie afbeelding 4.2).
Afb. 4.2
(
Woningen met zonnecollectoren op platte daken in Nieuwland, Amersfoort. Alle collectoren zijn op het zuiden gericht ondanks de wisselende oriëntatie van de woningen. (Bron: ontwerp: Olga Architecten)
)
Oriëntatie gevels
De oriëntatie van gevels is energetisch van belang voor het passief benutten van zonne-energie (PZE) via ramen. Voor een goede zonbijdrage hoeft de oriëntatie niet pal zuid te zijn. Een kleine verdraaiing in oriëntatie ten opzichte van zuid, tot circa 20° oost- of westwaarts, levert slechts een beperkte afname aan zonnewarmte (zie paragraaf 4.2). Afwijking van de zuidverkaveling is zelfs aan te bevelen als de belemmeringshoeken groter zijn (afbeelding 4.3). PZE hoeft geen eentonige verkaveling op te leveren. Bij de verkaveling in het project EVA-Lanxmeer in Culemborg is onder andere rekening gehouden met bestaande structuren, waterwegen, een menging van wonen en werken en zonne-energie (afbeelding 4.4).
Afb. 4.3
(
Verkavelingsrichting voor eengezinswoningen bij een bepaalde belemmeringshoek
)
Afb. 4.4
(
De verkaveling van het project EVA-Lanxmeer (www.eva-lanxmeer.nl). De noordpijl wijst precies naar boven.
)
Volledige zuidoriëntatie
In een verkaveling waar alle tuinen zuidgericht zijn, is extra aandacht voor het beperken van de infrastructuur aan te bevelen. In plaats van elke strook woningen te voorzien van een straat, kan bijvoorbeeld een deel van de woningen aan een rustig, relatief smal, woonpad komen te liggen (afbeelding 4.5) waardoor de hoeveelheid verharding aanzienlijk kan afnemen. Ook de erfscheiding van de achtertuinen die aan het woonpad grenzen, vraagt aandacht. Zaken als privacy, sociale veiligheid (bijv. Politiekeurmerk Veilig Wonen) en architectonische vormgeving spelen een rol (afbeelding 4.6).
Het is aan te bevelen, en soms is het verplicht, deze erfscheiding in het ontwerp mee te nemen. Informeer de toekomstige bewoners over:
Het achterliggende idee van het ontwerp van de erfscheiding;
Eventuele eisen die (bijv. door de gemeente) gesteld worden aan die erfscheiding;
Onderhoudstips voor de toegepaste erfscheiding, bijvoorbeeld klimplanten;
Mogelijkheden voor snelgroeiende vegetatie, dit om een groen karakter te stimuleren.
Afb. 4.5
(
Een woonpad levert een kindvriendelijke woonomgeving op; project Ecodus met een oost-west 'strokenverkaveling' in Delft
)
Afb. 4.6
(
Bij deze z.g. 'strokenverkaveling' in de wijk Roomburg in Leiden is gekozen voor een standaard gaashekwerk als erfscheiding in combinatie met de snelgroeiende klimop. Deze erfscheiding is geplaatst om te voorkomen dat er een wildgroei van schuttingen ontstaat en om te bereiken dat er toch voldoende privacy is en tegelijkertijd de buurt een groen uiterlijk krijgt. Bewoners zijn via de erfpachtovereenkomst verplicht om deze erfscheidingen in stand te houden. Er is een boeteclausule om het verwijderen van de erfscheiding tegen te gaan. (Betrokken partijen: planontwikkeling: Gemeente Leiden, architect: Geurst & Schulze Architecten, ontwikkelaar: du Prie bouw & ontwikkeling; realisatie 2004)
)
Bezonning en windluwte in stedenbouwkundige ruimten
Buitenruimten als tuinen, speelplekken en routes voor langzaam verkeer zijn gebaat bij goede bezonning, groen en windluwte in alle seizoenen. Deze variabelen hebben geen directe invloed op het energieverbruik van woningen, maar kunnen conflicteren met de wens om de woningen optimaal te bezonnen. De bezonning van buitenruimten kan om een andere verkaveling vragen dan optimale bezonning van woningen. Overweeg daarom bij een belemmeringshoek tussen circa 16° en 20° een zuidverkaveling iets naar het oosten te draaien. Dit geeft zowel bij laagbouw als bij gestapelde bouw een betere bezonning van de buitenruimten. Bij een belemmeringshoek van meer dan 24° is het te overwegen om een verkaveling toe te passen met oost- en westgevels. Passieve zonne-energie levert dan toch weinig op en de buitenruimten krijgen nog enige zon midden op de dag (afbeelding 4.7).
Afb. 4.7
(
Diverse ontwerpkeuzes voor de verkaveling gelet op bezonning [78]
)