Vanuit de omgeving werken allerlei invloeden in op een gebouw en het terrein er omheen. Een heel belangrijke daarbij is de zon. Het is van belang te weten hoe de zon door de hemel loopt en hoe en wanneer op de dag die in de loop van het jaar op het terrein en de gevels schijnt. Een speelplein bij een school moet bijvoorbeeld niet permanent in de schaduw liggen, maar aan de andere kant zijn hier en daar schaduwplekken natuurlijk wel weer fijn tijdens warme dagen. Grote glasvlakken kunnen ‘s winters soms nuttig zijn voor het gebruik van gratis zonnewarmte, maar kunnen verder in het jaar tot ongewenste opwarming leiden. Bij het kiezen van de oriëntatie van het gebouw op het terrein en de situering van de ruimten in de plattegrond moet hiermee dus al rekening worden gehouden.
Paragraaf 7.1 Bouwfysica: “Bezonning” geeft een korte introductie een meer uitgebreide beschrijving staat in de Klimapediamodulen:
W009 Zonnestraling en zonstralingsgegevens
W010 Bezonning en beschaduwing
Sowieso van belang is het zonnebaandiagram dat in W010 wordt besproken. Hier is dat nog eens afzonderlijk bijgevoegd (klik op “zonnebaandiagram”). Op dit diagram zie je bijvoorbeeld dat de zon alleen op 21 maart en 23 september in het oosten op komt en in het westen onder gaat. In het midden van de zomer komt de zon in het Noordoosten op en gaat pas in het Noordwesten onder; bijna driekwart cirkel. Dat betekent dat de zon ‘s morgens vroeg en ‘s avonds laat ook op de noordgevel schijnt. In de winter beschrijft de zon maar net ruim één kwart cirkel: hij komt op in het Zuidoosten en gaat onder in het Zuidwesten. In de zomer is de maximale zonshoogte in Nederland (52 gr NB) ca. 61,5 gr; in de winter is dat maar 14,5 gr. Dat is midden op de dag: ‘s zomers 13.40 uur en ‘s winters 12.40 uur.
Via de volgende link kom je bij een presentatie die deze materie behandelt: BB Zon en gebouwvorm.
De link hierna leidt naar een aantal vragen ter oefening: Vragen zon en bezonning.
En de link hierna geeft (binnenkort) dezelfde vragen, maar dan met antwoorden en uitwerking.
Wind vormt ook een belangrijk aandachtspunt. Dit speelt met name bij het kiezen van een locatie. Als er hoge gebouwen in de buurt zijn bestaat er grote kans op windhinder. Voor geïnteresseerden wordt verwezen naar het TU Delft dictaat / de SBR publicatie “Windhinder” van 1982 opgenomen in de rubriek “Vintage Bouwfysica” op deze website Klimapedia.
De volgende link leidt naar een presentatie over dit onderwerp: WIND in de gebouwde omgeving.
En ook hierbij weer een paar vragen ter oefening: Vragen WIND.
Geluid van verkeer, spoorlijnen, industrie, festivals kan een geluidbelasting op de bouwlocatie vormen. Voor de geluidbelasting gelden wettelijke beperkingen. Gegevens over de op een locatie te verwachten geluidbelasting kunnen worden opgevraagd bij gemeente of provincie. Bij het kiezen van de exacte locatie op het terrein en bij ontwikkelen van plattegronden kan met de geluidbelasting rekening worden gehouden. Bijvoorbeeld door het gebouw zo ver mogelijk van de weg te plaatsen en de minder geluidgevoelige ruimten aan de zijde van de weg te plannen. Tenslotte moet de gebouwschil zodanig worden ontworpen dat deze voldoende geluidwering levert. Zie hiervoor onder 4 “Gebouwschil en constructies”.
Zie ook de presentatie: Geluid in de gebouwde omgeving.
Bij dit onderwerp zijn er (nog) geen oefenvragen. Deze, en een verdere uitleg van de stof komen bij het onderdeel geluid. Hier gaat het er om vast een idee te geven van wat er speelt met geluid in de stedenbouwkuindige situatie.