De gebouwschil (gevel, dak, vloer) vormt de afscheiding tussen binnen en buiten. Dat betreft alle aspecten van de bouwfysica: warmte, vocht, geluid, licht, zon, lucht (ventilatie). Bij de eerste opzet van een ontwerp komt alles in feite al tegelijk aan de orde.
Voor de warmtehuishouding van een gebouw is de thermische isolatie van de schil van groot belang. Daarbij speelt het percentage glas een grote rol. De moderne glassoorten hebben weliswaar voor glas een heel behoorlijke isolatiewaarde, maar er gaat nog altijd wel 5-6 maal zoveel warmte naar buiten door een vierkante meter glas als door een goed geïsoleerde constructie. Aan de andere kant komt door het glas wel zon binnen die (in de winter) gratis warmte levert, maar die als er geen adequate zonwering aanwezig is tot ernstige oververhitting kan leiden in de andere seizoenen. Tenslotte blijkt dat bij een goed geïsoleerd gebouw het opwarmen van de ventilatielucht nog weer veel meer warmte kost dan de transmissie door de schil. Niet meer ventileren dan nodig is (regelen op basis van behoefte) en terugwinnen van warmte uit de afvoerlucht is dus van groot belang. De keuze van het ventilatieprincipe, natuurlijk, mechanisch, hybride is daarbij van groot belang. Het is dus niet mogelijk om bij een ontwerp al deze aspecten afzonderlijk te beschouwen. Steeds moet weer worden gedacht aan hoe de verschillende keuzes in het grote geheel uitwerken. Hierna worden niettemin de verschillende aspecten eerst afzonderlijk behandeld omdat nu eenmaal basiskennis van de verschillende aspecten nodig is.
Naast de thermische aspecten van de schil is ook de akoestische kwaliteit van groot belang. Als basis is sowieso een zekere geluidwering vereist, maar in heel veel gevallen is er sprake van meer of minder geluidbelasting. Bij de geluidwering van de gevel speelt het glas ook weer een grote rol. De ruiten hebben in het algemeen een lagere geluidisolatie dan de andere constructies (lichte panelen uitgezonderd). Als er een hoge geluidwering nodig is zijn er speciale glassoorten nodig. Maar veel beter is het om te bezien hoe in de plattegrond de ruimten kunnen worden gerangschikt, zodat de meest geluidgevoelige niet aan de geluidbelaste gevel van het gebouw komen. In geluidbelaste situaties is het ook moeilijk om via natuurlijke ventilatie in de verse luchtbehoefte te voorzien. Vaak zullen geluidgedempte roosters nodig zijn of zal mechanische ventilatie moeten worden toegepast.
Impliciet hebben we het hiervoor ook al over ruimten in gebouwen gehad. De warmtehuishouding gaat niet alleen om de schil, maar natuurlijk vooral om de ruimten in het gebouw. Bij de opwarming van ruimten speelt bijvoorbeeld de thermische massa een belangrijke rol. Bij toepassing van lichte constructies wordt de ruimte snel opgewarmd. Als er een goed werkzame thermische massa aanwezig is zal bijvoorbeeld de opwarming door binnentredende zonnestraling veel langzamer gaan. Dat is in de zomer en de tussenseizoenen van belang om snelle oververhitting te voorkomen, maar zorgt er in de winter voor dat de binnenkomende zonnewarmte niet direct behoeft te worden afgevoerd, maar wordt gebufferd in de constructie om op een later tijdstip te worden benut.
De akoestiek van de ruimte heeft direct invloed op de bruikbaarheid, maar speelt ook een rol bij het geluidniveau dat binnen ontstaat ten gevolge van het geluid dat door de gevel binnenkomt. Verder spelen er zaken als geluid van installaties, contactgeluid, enz.
In de pagina’s hierna komen alle aspecten toch eerst afzonderlijk aan de orde, maar wordt er wel steeds getracht de verbinding naar het grotere geheel te leggen.