Vloeren boven buitenlucht of een open parkeergarage kunnen problemen geven met de thermische behaaglijkheid, met name wat betreft voetwarmte. Kan in zo’n geval volstaan worden met een goede thermische isolatie van de vloer, of is het noodzakelijk in sommige gevallen vloerverwarming te gaan toepassen.
Om op deze vragen antwoord te kunnen geven zijn berekeningen gemaakt met betrekking tot het verloop van de oppervlaktetemperatuur, met name op de maandagochtend (na het weekend), voor een aantal principieel verschillende vloerconstructies. Voor één van deze constructies is dit verloop ook onderzocht in een viertal verschillende vertrektypes: licht, zwaar, luchtverwarming, radiatorverwarming.
Het rekenwerk is verricht door de vakgroep Bouwfysica (ir. G.L.M. Augenbroe en T.L. Lie) van de Afdeling Civiele Techniek van de (toen nog) Technische Hogeschool in Delft. Voor het rekenwerk is gebruik gemaakt van het programma AFEP (A Finite Element Program). Voor een concreet project van de Rijksgebouwendienst (Districtsbureau Rijkspolitie Apeldoorn) is op dit gebied ook een onderzoek verricht door Cauberg-Huygen B.V. (ir. E.G.C. Coppens en ir. J. Uyttendaele). Zij komen via een grafische methode ook tot de conclusie dat isoleren van een vloer aan de buitenzijde (onderzijde) beter is dan aan de bovenkant, en dat daarmee ook een acceptabele situatie wordt bereikt. Er wordt daarbij uitgegaan van minimaal 60 mm minerale wol als thermische isolatie en op zijn minst een normaal tapijt als vloerbedekking. Bij sterke nachtverlaging (tot 10 °C) is een dik tapijt noodzakelijk. Dit onderzoek betrof één concrete situatie met betonvloeren van 500 en 1000 mm dikte.
Het rapport begint met de eisen die men thermisch gezien aan vloeren boven buitenlucht moet stellen waarbij eerst nog wordt ingegaan op het begrip voetwarmte. Daarna volgen de berekeningen en de conclusies.